Kees Vuyk – Oude en nieuwe ongelijkheid

Impressie van de bijeenkomst van het Filosofisch Café Haarlem op 26 september 2018

Op deze avond hield Kees Vuyk voor zo’n 90 aanwezigen een inleiding over zijn boek: Oude en nieuwe ongelijkheid, over het failliet van het verheffingsideaal.

Kees Vuyk is psycholoog en filosoof. Hij heeft gewerkt in de kunstwereld en op de universiteit. In 2018 kreeg hij voor zijn boek Oude en nieuwe ongelijkheid de Socrates wisselbeker, de prijs voor het schrijven van het meest urgente, oorspronkelijke en prikkelende Nederlandstalige filosofieboek.

Kees Vuyk begon zijn verhaal met de jaren zestig van de vorige eeuw. In mei 1968 brak vanuit een studentenopstand een algemene staking uit over heel Frankrijk, de Parijse studentenrevolte genaamd. Ook in andere landen waren er grootschalige protesten. De proteststakingen waren vooral gericht tegen de ‘oude maatschappij’ en traditionele moraliteit, waarbij vooral het onderwijssysteem en werkgelegenheid bekritiseerd werden. Hierbij werden kreten geslaakt als ‘bevrijding’ en ‘de verbeelding aan de macht’. Waar kwam deze plotselinge boosheid vandaan?

Kees Vuyk geeft aan dat dit een onderdeel was van de burgerlijke revolutie; de verheffing door het onderwijs. Na WOII was er brede politiek steun voor het ‘onderwijs voor iedereen’ beleid. Deze gelijke kansenpolitiek streefden in de 20e eeuw naar verheffing en emancipatie van de arbeider, de gereformeerde kleine man en de katholiek.

Het aantal studenten nam dan ook snel toe van maximaal 10.000 in de 1e helft van de 20e eeuw tot zo’n 60.000 aan het einde van de jaren 60 van de vorige eeuw. En deze nieuwe studenten, die steeds meer uit de middenklassen kwamen, botsten met de gezapige cultuur binnen de universiteiten. Inmiddels is het aantal WO studenten gestegen naar 280.000 en HBO studenten naar 400.000.

Dit had grote culturele en maatschappelijke gevolgen. Positief zijn de kansen voor de naoorlogse generatie en de nieuwe bron van creativiteit in de besturing van bedrijven en in de popcultuur.

Minder positief is de ‘braindrain’ naar de randstad en de nieuwe ordening van de samenleving, van afkomst naar opleiding (achter de opleiding zit intelligentie). Het blijkt dat intelligentie een steeds grotere invloed heeft op de partnerkeuze en dat er hierdoor milieus ontstaan met weinig variatie die elkaar ook steeds minder ontmoeten, met de rug naar elkaar staan. Daarnaast scoren de hoogopgeleiden steeds hoger dan de laagopgeleiden in allerlei lijsten over leeftijd, gezondheid en geluk.

Gelijke kansen of gelijkheid als politiek ideaal is een erfenis van de Franse revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederschap. Om de ongelijkheid die vroeger bestond te rechtvaardigen, kwamen er verklaringen vanuit de moraal, de deugdzaamheid. De armoede van de arbeider is in die beschouwing een gevolg van zijn drankzucht en wellust. Ook kwamen er verklaringen vanuit fysieke kenmerken zoals gelaatstrekken, schedelbouw, ras en de plaats op de maatschappelijke ladder.

In de politiek kwamen er gelijkheidsbewegingen op zoals het socialisme, het communisme en het nationalisme. Hier ging men uit van gelijke uitkomsten voor iedereen. Ook vanuit de industrialisatie was er een grote behoefte aan arbeiders en werd de noodzaak voor opleiding, huisvesting, medische zorg en sociale voorzieningen onderkend.

Na WOII werd het liberalisme met zijn gelijke kansen voor iedereen de dominante politieke stroming. Deze meritocratie maakt de samenleving competitief, dit begint al op de lagere school met het gevecht om het schooladvies. De winnaars worden overdreven zelfverzekerd en de verliezers krijgen een schuldgevoel. Dit geeft een segregatie in winnaars en losers. En omdat intelligentie grotendeels een erfelijke factor is, is afkomst een bepalende factor en beïnvloedt deze de partnerkeuze in de volgende generaties.

De Britse sociale wetenschapper en Labour-politicus Michel Young schreef in 1958 het veelbesproken en beroemde satirische boek The Rise of the Meritocracy 1870-2033. Dit boek hanteert een dystopische visie op de maatschappelijke ontwikkelingen, waarbij de problematiek rond de objectieve meetbaarheid van het begrip verdienste een centraal thema vormt. Meritocratie (vrij vertaald: geregeerd door degenen die het verdienen) is een maatschappijmodel waarin de sociaaleconomische positie van elk individu is gebaseerd op zijn of haar verdiensten (merites).

Kees Vuyk heeft de volgende kritiek op deze ontwikkeling:

Het uitgangpunt van gelijke kansen voor iedereen klopt niet. Kinderen van laagopgeleiden hebben minder kans op het slagen in het onderwijs, op een hogere opleiding, dan kinderen van hoogopgeleiden.
In de groep laagopgeleiden blijft te weinig intelligentie achter om zelfredzaam te zijn. Als er zaken mislopen, ziekte, scheiding of ontslag, dan is er te weinig vermogen om deze tegenslagen op te vangen en bestaat er een groot risico van afglijden naar de goot.
De hoogopgeleiden hebben de samenleving naar eigen behoefte ingericht en kunnen het wel redden. En roepen naar de rest dat ze in onze participatiemaatschappij ook meer zelfredzaam moeten worden, want de overheid gaat ze niet meer helpen.
Voor oplossingen steunt Kees Vuyk op de Franse denker en historicus Pierre Rosanvallon (1948). Rosanvallon vindt dat de singulariteit van ieder mens (zijn bijzonderheid en eigenaardigheid) het uitgangspunt moet zijn van de politiek. Ieder mens kan met een eigen talent iets bijdragen.

Kees Vuyk is tot het inzicht gekomen dat we het liberalisme moeten omdraaien van ieder mens is uniek naar niemand is erg bijzonder, ieder mens schiet wel ergens in tekort en als samenleving moeten we elkaar ondersteunen.

Dialoog na de pauze

De 1e spreker vroeg zich af of ‘dienend leiderschap’ ertoe kan bijdragen dat de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden kleiner wordt?
Kees Vuyk gaf aan dat we er meer vanuit moeten gaan dat niemand in alle opzichten volmaakt is. Ieder heeft sterke en zwakke punten. Als leidinggevenden zich dat meer zouden realiseren, ontstaat er meer ruimte voor ondergeschikten om ook een zinvolle bijdrage te leveren, hetgeen bijdraagt aan hun gevoel van eigenwaarde.

De volgende spreker gaf aan dat we leven in een sterk materialistische samenleving en vroeg zich af hoe je ervoor kan zorgen dat andere waarden belangrijker worden. Hoe kunnen we bereiken dat mensen die niet tot de elite behoren ook een gewaardeerde plek kunnen innemen in de samenleving?
Kees Vuyk gaf aan dat we een bredere opvatting moeten hanteren over verdiensten. Over dit thema is een interessant boek verschenen: Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers, van Rutger Bregman en Jesse Frederik. We zouden de betekenis van mensen die een topsalaris verdienen meer moeten relativeren.

Vroeger bij de Hoogovens werden de mensen binnen het bedrijf opgeleid. Op die manier konden mensen die van huis uit niet bijzonder hoogopgeleid waren toch opklimmen. Het is jammer dat een bedrijf als Hoogovens minder aan interne opleidingen doet. De arbeidsmarkt is ook zodanig ontwikkeld, dat Hoogovens gewoon de mensen kan aantrekken die bij iedere functie passen, zonder dat het bedrijf zich erg hoeft in te spannen om de kwalificaties van mensen te verbeteren.
Kees Vuyk was het met deze spreker eens, een mooie verheffingsmogelijkheid is weggevallen.

Gaat het niet om het probleem dat hoogopgeleide mensen en ook de overheid hun manier van werken en denken opleggen aan de hele samenleving? Er wordt van iedereen verwacht dat hij/zij talloze zaken via de computer en via ingewikkelde procedures regelt. Zou de overheid niet extra hulp moeten bieden aan mensen die aan de onderkant van de samenleving staan?

Kees Vuyk gaf aan dat dit inderdaad een probleem is. En het komt ook doordat er steeds meer centralisatie plaatsvindt. De overheid zou beslissingsbevoegdheden veel meer moeten decentraliseren. Laat beslissingen die zich daartoe lenen op wijkniveau nemen.

In navolging hierop vroeg men aandacht voor scholen waar steeds minder aandacht is voor de individualiteit, de eigenheid van kinderen. Oók is het schandalig dat de sociale werkvoorziening dreigde te worden afgeschaft (dat laatste is zojuist teruggedraaid). Oók is het schandalig dat het mes gezet wordt in de sociale rechtsbijstand. Door al dit soort maatregelen worden de mensen aan de onderkant van de samenleving steeds machtelozer.

Kees Vuyk gaf aan dat dit goede voorbeelden zijn van de manier waarop de hoogopgeleiden de (neoliberale kapitalistische) maatschappij inrichten.

Moet tegenwoordig alles meetbaar en toetsbaar zijn? Zo creëer je een maatschappij waarin alles erop gericht is om domweg aan regeltjes te voldoen. Zou het niet goed zijn als in opleidingen meer aandacht geschonken zou worden aan vakken die het zelfstandig nadenken stimuleren zoals filosofie?

Kees Vuyk was het hier roerend mee eens en is blij met de toegenomen aandacht en waardering voor de professionals zoals leraren, politieagenten en verplegers.

Een spreker zag dat in landen waar het verschil in rijkdom en inkomen extreem groot is, zoals in Amerika en in Engeland, dat steeds meer mensen aan de onderkant van de samenleving hun stem uitbrengen op politici die rancuneuze opvattingen vertegenwoordigen. Zou je, als je de kloof tussen gewone mensen en elite wilt verkleinen, niet vooral moeten focussen op het verkleinen van verschillen in inkomen en in vermogen (bonussen, topsalarissen et cetera)?

Kees Vuyk gaf aan dat dit misschien ook belangrijk is, maar dat hij in zijn boek het accent heeft gelegd op het buiten de eigen ‘bubbel’ treden van mensen en op het waarderen van andere capaciteiten dan de typische kwaliteiten van de elite.

Daarna kwam er een vlammend betoog over hoe hij en zijn kinderen een andere oplossing hebben gevonden om aan deze schadelijke gevolgen van het neoliberalisme te ontkomen. Zij keren zich zo veel mogelijk af van de kapitalistische maatschappij, ze lenen geen geld en proberen zo min mogelijk te consumeren. Kortom zij maken zich minder afhankelijk.

Iemand vroeg zich af of elke verandering niet begint met een verandering in het denken? Misschien hebben we andere ‘verhalen’ nodig om tot een andere manier van samenleven te komen?

Kees Vuyk gaf aan dat de wijze waarop mensen tegen elkaar aan kijken vooral wordt bepaald door de ‘bubbel’ waarin iemand is opgesloten. Het zou verrijkend zijn als mensen eens wat vaker zouden uitwisselen met mensen die op een andere plek in de samenleving staan.

Een ander constateerde dat er nogal wat veranderingen moeten plaatsvinden. Hoe lukt dat? Moet er coördinatie plaatsvinden? Waar beginnen we?

Kees Vuyk was van mening dat dit moet beginnen bij de intellectuele elite. Overheden zijn hier niet geschikt voor. Er is dus geen ‘instantie’ die dit moet doen, waar we iets van kunnen verwachten, we moeten echt zelf aan de slag.

En uit de zaal werd geroepen: Ja maar dan samen iets doen met de laagopgeleiden.

Dit was een mooie afsluiting van een avond waarin de emoties over het failliet van het verheffingsideaal hoog opliepen; men het eens was met de constateringen van Kees Vuyk, maar ook nog zoekende was naar de juiste oplossing.

Gerrit van Elburg