Thomas Mertens – Kant

Impressie van de bijeenkomst van het Filosofisch Café Haarlem op 28 september 2023

Op deze avond hield Thomas Mertens voor 70 aanwezigen een inleiding over zijn boek: Immanuel Kant. Fundering voor de metafysica van de zeden. 
In niet-filosofische termen kan de Fundering voor de metafysica van de zeden worden beschreven als de onderbouwing van de niet op ervaring gebaseerde oorsprong van de moraal.

Thomas Mertens (1955) is theoloog en rechtsfilosoof. In 1999 werd hij benoemd tot hoogleraar rechtsfilosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Mertens heeft verschillende onderzoeksinteresses, onder andere ethiek en politiek bij Immanuel Kant, mensenrechten en mensenplichten, oorlog en vrede, recht en filosofie ten tijde van het nationaal socialisme en kosmopolitisme. Door de vertaling van drie werken van Kant is Mertens een van de grootste Kant-kenners van Nederland geworden. www.boomfilosofie.nl

Thomas Mertens arriveerde net op tijd en begon zijn inleiding met de grap dat dit erg Kantiaans was: de inwoners van Königsberg zetten hun klok gelijk op het tijdstip van de middagwandeling van Kant. In die tijd was Königsberg de meest oostelijk en noordelijk gelegen grote Oost-Pruisische stad van Duitsland. Tegenwoordig heet het Kaliningrad en ligt het in de enclave van Rusland tussen Polen en Litouwen. Weetje: Kaliningrad is vernoemd naar Michail Kalinin (1875 – 1946), staatshoofd van 1919 – 1946 en trouwe aanhanger van Stalin.

Königsberg is de stad waar Kant in 1724 is geboren en in 1804 stierf zonder haar ooit verlaten te hebben. Heinrich Heine (1797 – 1856), de spitsvondige Duitse dichter en schrijver, schreef in 1834 met grote stelligheid dat over Kant geen biografie te schrijven valt: Kant had “noch een leven, noch een geschiedenis”.
Naar aanleiding van de aardbeving in Lissabon (1755) nam Kant met een pamflet, net als andere verlichtingsfilosofen als Voltaire en Rousseau, voor het eerst publiek stelling tegen kerkelijke uitleg, dat dit een straf van God was wegens de zonden van haar inwoners. Kant betoogde dat dit een normaal natuurverschijnsel was en “dat het de mens in zijn beperktheid niet is gegeven in te zien welke bedoelingen God met de schepping heeft”.
Hoewel Kant meent dat er nimmer een recht tot opstand is, was hij een groot voorstander van zowel de Amerikaanse als de Franse Revolutie. De nieuwe republieken konden door een grondwet en de scheiding der machten betere de algemene wil van het volk garanderen.
De Aufklärung of Verlichting was niet alleen een centraal-Europese (Frankrijk en Duitsland) aangelegenheid maar vond plaats in geheel Europa. David Hume en Adam Smith waren bijvoorbeeld belangrijke Schotse vertegenwoordigers.
Kant heeft drie kritieken geschreven:

  • Kritiek van de theoretische rede, 1781
  • Kritiek van de praktische rede, 1788
  • Kritiek van het oordeelsvermogen, 1790

Het woord kritiek is hier niet een negatieve term maar eerder neutraal als toetsing of onderscheiden. Dit gaat om de rede die zichzelf onderzoekt met de rede, met het doel om het kenvermogen in kaart te brengen. Uit deze kritieken komen ook de drie vragen voort waarmee Kant richting aan zijn denken gaf:

  • Wat kan ik kennen?
  • Wat moet ik doen?
  • Wat mag ik hopen?

De Kritiek van de zuivere (theoretische) rede gaat in op ons kenvermogen, op de manier hoe kennis tot stand komt (epistemologie). Het is een groot, ingewikkeld en moeilijk werk (“hersensap verterend”) en tegen de verwachting van Mertens in ‘loopt de verkoop als een trein’.
Kant betoogt dat onze kennis het gevolg is van een ordening van zintuigelijke indrukken door het verstand. Het verstand ordent de stroom van ordeloze zintuiglijke gewaarwordingen tot samenhangende gebeurtenissen en tot entiteiten (categorieën / vormen). Het verstand is de onafzettelijke bril waarmee wij de dingen waarnemen. In die tijd was dit een copernicaanse wending in de kentheorie door de elkaar bestrijdende kentheorieën van de rationalisten en empiristen op deze wijze te verenigen.
Een gevolg was wel dat men over God, de vrije wil en de onsterfelijke ziel, ‘dingen’ die niet in de ervaring zijn gegeven, geen geldige uitspraken kan doen.

De Kritiek van de onzuivere (praktische) rede gaat in op de fundering van de ethiek. Voordat hij hieraan toe komt neemt Kant afstand van het Epicurisme, waarbij het leven draait om geluk. En waarin gelukkig zijn wordt bereikt door het vermijden van pijn en het nastreven van genot. Ook de The Theory of Moral Sentiments, een boek van Adam Smith uit 1759 met een onderzoek naar de emoties, gaf volgens Kant onvoldoende basis voor de fundering van de ethiek.

Wat Kant wegneemt met de theoretische rede geeft hij weer terug met de praktische rede. Hier mogen God, de ziel en over de vrije wil voor waar worden aangenomen, een noodzakelijke assumptie in het kader van de leer van het hoogste goede.
Kant komt vervolgens tot zijn Plichtenethiek. Momenteel wordt de Plichtenethiek van Kant beschouwd als één van de drie hoofdstromingen naast de Deugdenethiek (geluk) van Aristoteles en het Utilitarisme (nut) van David Hume, Jeremy Bentham en John Stuart Mill.

Kant wees voor het bepalen van de fundering van het morele handelen de andere stromingen af. Bij het nastreven van geluk is het geluk lastig te definiëren, voor iedereen anders en je kan niet voorschrijven dat iemand gelukkig moet zijn. Bij het nastreven van het grootste nut voor het grootste aantal mensen is dit nut lastig te berekenen en is het de uitkomst van een handeling zonder rekening te houden met de intentie van die handeling.
Kant was geen begaafd auteur maar een beroemd citaat, ook zijn grafschrift, is:

Twee dingen vervullen het gemoed met telkens nieuwe en toenemende bewondering en eerbied, hoe vaker en vasthoudender het nadenken zich ermee bezighoudt: de besterde hemel boven mij en de morele wet in mij.

En ook de beginparagraaf van de Kritiek van de Praktische rede wordt vaak aangehaald:

Het is geheel en al onmogelijk om in de wereld en zelfs ook daarbuiten iets te bedenken wat zonder restrictie voor goed gehouden kan worden behalve dan de goede wil.

Dus niet de talenten van de geest (moed, verstandigheid, et cetera) en ook niet de gaven van de natuur (rijkdom, schoonheid et cetera).
In de Kritiek van de Praktische rede is de menselijke wil het startpunt. Kant betoogt dat deze menselijke wil zich laat leiden door de intentie. Bij de morele beoordeling van de mens moet men zich dan ook primair richten op de intentie waarmee hij handelt. Dit bevindt zich binnen de verantwoordelijkheid van het individu. Het loutere resultaat van handeling is geen graadmeter van moraliteit.

Kant onderscheidt subjectieve en objectieve grondbeginselen die onze wil, ons handelen, bepalen:

  • Subjectief; dan gaat het om maximes ofwel leefregels met een doel en een middel. Ik wil gezonder worden en daarom ga ik minder frikandellen eten. Per subject, per persoon verschillen de leefregels waaraan hij besluit zich te houden.
    o   Een bekende leefregel is: Geen beter belang dan het eigen belang 😊
  • Objectief; dan gaat het om imperatieven, ofwel plichten. Ik wil advocaat worden en daarom moet ik rechten studeren. Deze plicht is voor iedereen gelijk.

Deze voorgaande imperatieven van de wil zijn hypothetisch, zij gebieden de wil te handelen op grond van het doel dat men zich heeft gesteld. De goede wil is hier nog niet gevonden!
De goede wil wordt wel aangetroffen bij de categorische imperatieven, de plichten met een algemene, universele geldigheid. Hierbij is de vorm en niet de inhoud of de consequentie, bepalend. De verschillende formuleringen van het categorisch imperatief zijn:

  • Handel alleen volgens de leefregel waarvan je tegelijkertijd kunt willen dat zij een algemene wet wordt.
  • Handel zo dat jij de ander tegelijk als doel en nooit louter als middel gebruikt.

De categorische imperatief en de morele wet zijn (materieel) hetzelfde. En de goede wil is een wil die bepaald wordt door de categorische imperatief.
Kant onderscheidt vier soorten van morele verplichtingen:

  1. Imperatieven jegens jezelf die onvolmaakt zijn:
    ∗  Je moet je talenten ontwikkelen. Dit is de algemene plicht die een leven dat louter gericht is op genot, afwijst.
  2. Imperatieven jegens jezelf die volmaakt (geen uitzondering mogelijk) zijn:
    ∗   Je mag jezelf niet doden. De algemene leefregel is het leven te bevorderen. Onlustgevoelens bij levensmoeheid hebben juist de functie om het leven te bevorderen.
  3. Imperatieven jegens anderen die onvolmaakt zijn:
    ∗   Je moet het welzijn van anderen bevorderen. Je mag niet onverschillig zijn ten opzichte van de ander.
  4. Imperatieven jegens anderen die volmaakt zijn:
    ∗   Ten opzichte van de ander moet je de rechtens afdwingbare verplichtingen nakomen. Het aangaan van een lening die je niet terug kan betalen mag dus niet. Dit is liegen en dat mag nooit.

Mertens sloot af met het laten zien van een Kantiaanse cartoon. Hierin bepleit een jongetje dat hij wilde dat Sinterklaas ook de richtlijnen van goed gedrag zou publiceren. Voor sommige nerds die altijd braaf willen zijn is het makkelijk, maar voor iemand die van nature de neiging heeft om stout te zijn is het veel moeilijker. En dat toen hij een sneeuwbal gooide naar een meisje, zonder er een steen in te doen, hij dus eigenlijk heel goed bezig was.


Na de pauze startte de dialoog

De 1e spreker bedankte Thomas Mertens voor de prachtige lezing. Daarna stelde hij de vraag: hoe verhoudt het categorisch imperatief zich nu precies tot de vrije wil?
Mertens: Ja de vrije wil is een moeilijk ding, mijn antwoord hierop is:

  • Het categorisch imperatief (de morele wet) is een kengrond voor de vrijheid
  • De vrijheid is een zijnsgrond voor het categorisch imperatief (de morele wet)

Dit blijft een ingewikkelde redenering. Omdat de morele wet zich aan ons opdringt, weten wij dat we vrij zijn. Ik geef liever een voorbeeld van een morele wet. In het VN Martelverdrag uit 1984 is in artikel 2 het absolute verbod opgenomen om te martelen. Geen enkele uitzondering is toegestaan.

Wat kan u zeggen over de invloed van Kant op de moderne Nederlandse wetgeving en specifiek over de spanning tussen de euthanasiewet en de Kantiaanse plicht om te blijven leven?
Mertens: De Kantiaanse plicht om te blijven leven komt voort uit zijn begrip van de menselijke waardigheid. Dit begrip van de menselijke waardigheid zie je later terug in:

  • De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) uit 1948.
  • De onaantastbare kern van de Duitse Grondwet uit 1949.

Ten aanzien van de euthanasiewet geef ik mijn studenten een college van 50 minuten waarin ik uitleg dat de plicht om te blijven leven van Kant niet in strijd is met de euthanasiewet. Die plicht is namelijk niet de ultieme waarde. Deze plicht kan bijvoorbeeld in strijd zijn met de plicht om geen valse verklaring af te leggen, ook als dit je leven kost. Of als je door pijn of angsten (uitzichtloos lijden) een leven leidt dat in strijd is met de menselijke waardigheid, in het geval van de euthanasiewet.

Een forensische psychiater heeft de plicht het vertrouwen van zijn cliënt niet te schaden en de plicht om de maatschappij te beschermen. Hoe zou Kant omgaan met een de situatie waarin deze plichten met elkaar in conflict komen?
Mertens: De filosofie van Kant roept op om in alle gevallen zelf te blijven nadenken. Kant was er van overtuigd dat een moreel conflict niet kan bestaan, dat er altijd een oplossing kan worden gevonden in de redenering.

Was Kant een fan van Het recht van oorlog en vrede (1625) van Hugo de Groot?
Mertens: Nou nee, Hugo de Groot beschrijft de rechtvaardiging om een oorlog te beginnen, terwijl Kant hier pertinent tegen was. Dat blijkt ook uit zijn traktaat: Naar de eeuwige vrede (1795), dat verschijnt gedurende de Franse Revolutie. Dit traktaat met ideeën over internationale politiek en volkenrecht is een inspiratie geweest voor het 14 puntenplan van Woodrow Wilson (president VS van 1913 – 1921), dat de aanzet vormde voor de vorming van de Volkenbond (1919). De VN, opgericht in 1945, wordt beschouwd als de opvolger van de Volkenbond en heeft onder leiding van Eleanor Roosevelt in 1948 de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) opgesteld. Als Kant nu nog geleefd zou hebben dan was hij heel ongelukkig geweest  over de huidige machteloze positie van de VN.

Is er een overlap tussen het werk van Kant en dat van Spinoza?
Mertens: Spinoza was een 17e-eeuwse filosoof die als pantheïstisch en/of atheïstisch bekend stond. Daarom was hij weinig populair in de 18e eeuw van Kant. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Tijdgenoot en filosoof Moses Mendelssohn (1729 – 1786) was bevriend met de Duits schrijver en dichter Gotthold Ephraim Lessing (1729 – 1781). Na de dood van Lessing bracht Friedrich Heinrich Jacobi het gerucht in omloop dat Lessing een Spinozist was. Omdat dit de reputatie van zijn vriend besmeurde heeft Mendelssohn een manuscript geschreven, Aan de vrienden van Lessing, om hem te rehabiliteren. Uiteraard heeft Kant het werk van de toen al in filosofenkringen bekende Spinoza gekend. Spinoza was een intellectuele genie die hele ingewikkelde boeken schreef. Er is nu een hele goede nieuwe biografie van Spinoza verschenen: Spinoza – Life and Legacy, geschreven door de Britse historicus Jonathan Israel.

U heeft een aantal keren Aristoteles aangehaald, hij leefde meer dan 2.000 jaar geleden. Waren er in de tussentijd geen nieuwere, betere ideeën ontwikkeld?
Mertens: Ja Aristoteles is nooit weggeweest. Hij heeft een aantal belangrijke inzichten in de deugd gepubliceerd die inmiddels de status van blijvende ideeën hebben verdiend, zoals de Deugden van het Karakter. Deze betreffen het handelen met de juiste houding. Er zijn maar 3 houdingen: te veel, te weinig of ertussenin. De laatste is “het juiste midden” en volgens Aristoteles precies goed.

Bij uw introductie heeft u aangegeven dat u een Kantiaan bent. Wat bedoelt u daar precies mee?
Mertens: Je hebt Kantianen die een grote affiniteit hebben met de filosofie van Kant. Voor mij is de Plichtenethiek van Kant één van de drie hoofdstromingen van de ethiek waar ik toevallig in ben gespecialiseerd. Het is een inspiratie voor mij, maar het is niet mijn Bijbel.

Hanno de Groot bedankte Thomas Mertens voor zijn inleiding en het beantwoorden van de vragen, die tot een boeiende en energieke avond hebben geleid. Onder luid applaus werd de avond afgesloten.

Gerrit van Elburg